Skip to main content

Mens

Schrijven in geest Anne Frank

woensdag 26 april 2006

Gepubliceerd in Wordt Vervolgd  

Er zit een Algerijn op de stoel van Anne Frank. Ruim zestig jaar na hun deportatie biedt het voormalige woonhuis van de familie Frank aan het Amsterdamse Merwedeplein onderdak aan buitenlandse schrijvers in nood. El Mahdi Acherchour is de eerste nieuwe bewoner.

Veertien jaar nadat hij Het dagboek van Anne Frank las in zijn Algerijnse bergdorp, verblijft de 32-jarige schrijver El Mahdi Acherchour een jaar lang in het voormalige woonhuis van de familie Frank in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Alle meubels zijn er in vooroorlogse stijl; Annes schrijftafeltje staat erbij alsof het nooit is weggeweest. Vlak voordat ze met haar familie onderdook in het Achterhuis schreef ze achter dit bureautje de eerste pagina’s van haar dagboek.

Na de oorlog werd de vierkamerwoning verhuurd aan opeenvolgende families. Toen de laatste bewoonster overleed, is het pand gekocht door een woningcorporatie. Als passende bestemming stelde deze het huis ter beschikking aan de Stichting Amsterdam Vluchtstad, aangesloten bij het bij het in 1997 door Salman Rushdie opgezette internationale netwerk van vluchtsteden voor schrijvers in nood.

De werkplek van Acherchour bevindt zich op de derde verdieping van het gerestaureerde huis. Voor het raam boven aan de trap staat een foto van een lachende Anne in een strandstoel. ‘Kijk, daar staat de lievelingsstoel van Otto Frank,’ zegt Acherchour als hij plaatsneemt in de deftige woonkamer. Zelfs de wastafels, het lichtblauw gebloemde behang, de glas-in-loodramen en het groen geschilderde houtwerk zijn hetzelfde als vroeger. Algerijnse muziek vult de kamer. Acherchour: 'Het is onwerkelijk om hier te zijn, het is net alsof ik buiten de tijd en de geschiedenis leef. Annes verhaal geeft mijn verblijf een extra dimensie. Ik hoop hier rust te vinden om mijn literaire werk weer de ruimte te geven.'

De Algerijn dankt zijn verblijf in Amsterdam aan Adriaan van Dis, die hij op een literaire manifestatie ontmoette in Frankrijk, waar hij reeds enige faam verwierf met zijn filosofische dichtbundels en een novelle. Zijn werk is nog niet in het Nederlands vertaald. Van Dis bracht hem in contact met Stichting Amsterdam Vluchtstad. 'Ik ben blij dat ik tijdelijk kan ontsnappen aan het benauwde klimaat in Algerije,'verzucht hij. 'Daar is schrijven over onwelgevallige dingen riskant. Je moet oppassen wat je zegt, ook in lokale bars. Ik schrijf om me geen slachtoffer te voelen en uit mijn woede indirect.'

Als jonge dichter leefde Archerchour in zijn Kabilische bergdorp onder dreiging van islamitische terreur. Net als de andere mannen van het dorp stond hij 's nachts gewapend op wacht: 'Daardoor is niemand in ons dorp vermoord." In Kabilië, de bergachtige berberstreek in het noorden van Algerije, is het nog steeds onrustig. Juist hier raken de repressieve overheid en islamitische milities met elkaar slaags. Archerchour heeft er 'nare, beangstigende dingen' gezien. 'Ik weet van mensen die zijn verdwenen. Het valt me zwaar om daaraan herinnerd te worden. Ik zwijg liever uit respect voor de doden.'

Een beetje verwachtschap voelt hij wel met de auteur van het Het Achterhuis. 'Wie onderdrukt wordt, voelt veel sterker de noodzaak om zich vrij te uiten. Wat Anne heeft meegemaakt is afschuwelijk, maar haar roem was niet zo indringend geweest als ze niet zo'n prachtige tekst had geschreven. Haar levensverhaal onderscheidt zich niet zozeer van dat van andere jonge mensen die in de oorlog gedeporteerd zijn. Haar kracht is dat zij op jonge leeftijd verslag deed van die jaren.'

Ook de voorzitter van Stichting Amsterdam Vluchtstad,  Maarten Asscher, ziet overeenkomsten tussen de vluchtschrijvers en Anne. 'Ze ontlenen hun bestaansrecht aan de ambitie voor het schrijverschap en schrijven vaak onder benarde omstandigheden. Maar verder verschillen hun levens enorm. De vluchtschrijvers hebben een andere achtergrond en leven in volstrekt andere tijden. Hopelijk hebben ze ook een ander lot.’

Acherchour is inmiddels de zesde ‘vluchtschrijver’ die de stichting naar Amsterdam haalde, maar de eerste die het 'andere Anne Frankhuis' betrok. Eerder, en elders in de stad, schreef zijn landgenoot Ahmed Ancer een boek over de geschiedenis van de journalistiek in Algerije en produceerde de Iraniër Kaveh Goharin twee dichtbundels. Witrussin Nelly Bekus publiceerde over de visumplicht, en van de Cubaan Ernesto Ortiz Hernandéz verschijnt binnenkort een bloemlezing. De Turkse Koerd Ragip Duran ten slotte schreef artikelen over de Nederlandse journalistiek voor Turkse media.

Het zijn alle zes schrijvers die weliswaar niet à la Salman Rushdie openlijk met de dood zijn bedreigd, maar die wel opgepakt kunnen worden wanneer ze de onvrijheid in hun land bekritiseren. Acherchour schrijft niet eens maatschappijkritische romans, maar, verzucht hij, ‘de politieke situatie in Algerije beperkt mij wel. In mijn land leid ik een teruggetrokken, haast anoniem bestaan,' vervolgt de schuchtere schrijver. ‘Het centrale gezag in Algiers onderdrukt de Berbercultuur. Het vele geweld in mijn land traumatiseert de taal. De dorpelingen houden niet van intellectuelen en daarom verstop ik mijn boeken onder mijn bed. Slechts enkele vrienden weten dat ik schrijf.’

Na hun vertrek houdt de stichting contact met de vluchtschrijvers. Vaak levert het verblijf in Amsterdam wel enige bescherming op. Ahmed Ancer kreeg na terugkeer zelfs een prijs voor zijn werk. Maar niet iedereen kán terug. Essayiste Nelly Bekus werd uiteindelijk Pools staatsburger. Ortiz woont tegenwoordig in Spanje. In zijn vaderland Cuba belandden de afgelopen jaren veel schrijvers en journalisten achter de tralies. Was Ortiz op dat moment in Cuba geweest, dan was ook hij waarschijnlijk in grote moeilijkheden geraakt.

‘Het vluchtverblijf in het woonhuis van Anne Frank staat symbool voor de bescherming van het vrije woord’, zegt Asscher. ‘Zonder vrijheid van expressie verliest de literatuur iedere kracht en authenticiteit. Wij kunnen met dit initiatief één schrijver per jaar helpen. Dat is beperkt, maar iets is beter dan niets. Door de samenwerking met andere Europese vluchtsteden blijft het hopelijk niet bij één druppel, maar gaat het steeds harder regenen op die gloeiende plaat.’

Intussen heeft de stichting politiek het tij tegen. Het Amsterdamse initatief heeft belang bij snelle manoeuvres, 'een kandidaat moet zo snel mogelijk naar Nederalnd komen,'zegt Asscher, en 'een aanvraagprocedure die te lang duurt wekt onnodige argwaan bij de lokale autoriteiten. De steeds strengere procedures in Nederland bemoeilijken ons werk.'  

Op 11 april verschijnt bij uitgeverij Thoth het boek Het andere huis van Anne Frank. Geschiedenis en toekomst van een schrijvershuis, met herinneringen van vijf vluchtschrijvers aan hun verblijf in Amsterdam. De bundel kost 17,50 euro. In april opent ook de tentoostelling Anne Frank. Haar leven in brieven in het Amsterdams Historisch Museum

door Jessica de Jong