Werkloosheid onder allochtonen hoger dan in buitenland
vrijdag 09 februari 2007
Gepubliceerd in Landelijke Allochtonenkrant
Amsterdam - Allochtonen nemen onvoldoende deel aan het arbeidsproces, zo blijkt uit de concurrentietoets van het ministerie van Economische Zaken.
De lage arbeidsdeelname van allochtonen is één van de zwakke punten in de Nederlandse economie. Financiële prikkels en scholing moeten allochtonen alsnog aan een baan helpen.
Allochtonen woonachtig in Nederland vinden minder snel werk dan allochtonen in andere Europese landen. In vergelijking met andere landen lag in 1995 het verschil tussen de werkloosheid onder autochtonen en allochtonen in Nederland met 17 procent aanmerkelijk hoger. Vooral in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk was het werkloosheidsverschil aanzienlijk minder groot dan in ons land. Niets wijst erop dat dit verschil in de toekomst kleiner wordt, zegt minister Jorritsma van Economische Zaken in haar speach over het concurrentie-vermogen van de Nederlandse economie.
Aangezien het aantal allochtonen in de beroepsbevolking fors zal toenemen -naar verwachting zal dat aandeel oplopen van 8% in 1995 tot circa 15% in 2020- is het noodzakelijk dat het kabinet spoedig maatregelen treft om allochtonen weer bij het arbeidsproces te betrekken. Jorritsma wil dit bewerkstelligen door de invoering van meer financiële prikkels en onderwijsbegeleiding.
Eén van de mogelijkheden is om het zogenaamde aanvangsniveau te verhogen. Door allochtonen leerlingen in peuterspeelzalen en in de eerste jaren van het basisonderwijs met gerichte programma’s bij te spijkeren, kunnen zij de autochtone leerlingen beter bijhouden. Het accent ligt daarbij op de individuele begeleiding van elk kind.
Verder wil het kabinet maatregelen treffen tegen vroegtijdige schoolverlaters. In de Verenigde Staten is de ervaring met programma’s als Head Start dat kinderen beter gaan presteren of langer op school blijven. Dit onderwijsprogramma’s heeft als doel de voor- en vroegschoolse leerachterstand te beperken. Andere mogelijkheden betreffen de inrichting van het onderwijs en de invoering van een melding- en registratiesysteem op scholen. In de zomer van 2000 brengt de minister hierover verslag uit aan de Tweede Kamer.
Voor een deel is de achterstand van allochtonen op de arbeidsmarkt te verklaren uit het lage opleidingsniveau. Allochtone kinderen komen met een taal en rekenachterstand de school binnen. De school slaagt er onvoldoende in om de achterstanden, die schommelen tussen de een à twee jaar, weg te werken. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau kotm de beheersing van de Nederlandse taal bij Turkse kinderen in groep acht overeen met autochtone kinderen in groep zes. Daar komt bij dat allochtone kinderen vaker voortijdig de school verlaten dan autochtone kinderen.
door Jessica de Jong