Uitgever worden aan de UvA?
zondag 21 januari 2007
Gepubliceerd in SPUI, alumnimagazine UvA
Uitgevers zijn veelzijdige mensen; zij hebben een oog voor talent en leggen hun oor te luisteren naar de klant.
Ze kunnen lezen en ze kunnen schrappen. Drie uitgevers vertellen over hun studietijd en hun beroep. Annaserena Ferruzzi (Algemene Taalwetenschap) heeft een eigen uitgeverij, Vic van de Reijt (Nederlandse taal- en letterkunde) zwaait de scepter bij Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar en Plien van Albada (Geschiedenis) is uitgever bij Balans.
Annaserena Ferruzzi, Serena Libri: "
'Als taalkundige zie ik direct of een boek goed is vertaald'
'Als Italiaanse twintiger had ik nooit gedacht dat ik aan de UvA zou studeren, laat staan een uitgeverij zou oprichten. Ik was getrouwd met een Nederlander, die ik in Italië had ontmoet en met wie ik in Nederland twee kinderen kreeg. Tien jaar na mijn komst in Nederland ben ik op banenjacht gegaan. Ik wilde iets met mijn talenpassie doen. Met mijn studie Engels uit Milaan heb ik nooit werk gevonden, omdat een lesbevoegdheid ontbrak. Op het Italiaans Cultureel Instituut adviseerde hoogleraar Pieter de Meijer mij om een letterenstduie te volgen. Mijn voorkeur ging uit naar Algemene Taalwetenschap, omdat ik me wilde verdiepen in het taalonderwijs voor immigranten. Eén van de meest inspirerende taaldocenten was de Amerikaanse Irene Vogel, die boeiend kon vertellen over tweede taalverwerving. Ik vond het soms lastig om de hoorcolleges in het Nederlands te volgen. Misdaadschrijver en voormalig taalwetenschapper René Appel heeft me nog overgehaald om mijn scriptie over tweede taalverwerving van immigrantekinderen in het Nederlands te presenteren. De vrije sfeer op de UvA heeft grote indruk op me gemaakt. De omgangsvormen tussen studenten en docenten zijn hier veel losser dan in Italië. Ik had daar nooit een borrel gedronken met docenten, laat staan dat ik bij hen over de vloer kwam. Al vrij snel na het begin van mijn studie, kreeg ik een baan aangeboden bij de vakgroep Italiaans. ik kwam in aanmerking, omdat ze een Italiaanse sprekende academicus zochten. Ik kreeg als taak om Italiaanse grammatica- en vertaalles te geven. Ik had geen Italiaans gestudeerd en moest thuis keihard blokken. Na mijn afstuderen ben ik docente gebleven aan de UvA, tot ik toe was aan iets anders. Ik wist eerst niet wat, maar mijn liefde voor het Italiaanse boek gaf de doorslag. Na een rondgang in Italië langs uitgeverijen, heb ik in 1997 Uitgeverij Serena Libri opgericht. Ik geef jaarlijks enkele romans uit in vertaling. Ook deel ik de liefde voor misdaadromans met René Appel. Zo geef ik jaarlijks enkele thrillers uit van jonge Italiaanse auteurs, zoals Andrea Camilleri en Piero Chiara. Het vertaalwerk wordt grotendeels uitgevoerd door voormalige studenten van mij. Als taalkundige zie ik direct of een vernieuwend boek goed is vertaald. Ik heb bijna alle werken van de beroemde Italiaanse schrijver Leonardo Sciascia uitgebracht in het Nederlands. Zijn sobere schrijfstijl en politiek getinte boeken zijn nog steeds erg gewild. Volgend jaar staat een serie Italiaanse Gothic Novels op de agenda. Die zal zeker aanslaan, mits de toon niet te filosofisch is. De Nederlander houdt niet van lange uitwijdingen, maar van een krachtig verhaal met een goede spanningsopbouw. Als kleine Italiaanse uitgever heb ik een streepje voor op anderen, omdat iedereen me weet te vinden. Ik heb weinig te vrezen van grote uitgeverijen. Er is wel eens een auteur overgestapt, maar dat beschouw ik als een eer."
Vic van de Reijt, Nijgh en van Ditmar:
'Voor een brave jongen was Amsterdam een logische keuze'
"Literatuur was altijd mijn grote passie. Als kind las ik alles wat los en vast zat; ik vond het heerlijk om weg te vluchten in een droomwereld. Voor een brave jongen uit Breda was Amsterdam eind jaren zestig een logische keuze. Wat een vrolijke tijd was dat: de wereld stond op zijn kop! De bezetting van het Maagdenhuis, grote tuinfeesten en langharige hippies in het Vondelpark: alle heilige huisjes werden omver getrapt. Ik koos voor Nederlands, omdat ik er op de middelbare school goed in was. Maar de droge lesstof stelde mij zwaar teleur. Ik moest saaie werkgroepen volgen over transformationele taalkunde en materialistische litartuurwetenschap. De verplichte literatuurlijst was dan wel afgeschaft, maar daar stonden nieuwe dogma's tegenover. Zo was het uit den boze om boeken te interpreteren vanuit het leven van de schrijver. Ik denk achteraf dat de docenten met dit kleurloze programma greep probeerden te krijgen op de chaos op de universiteit. Gelukkig trok een aantal eenlingen zijn eigen plan. Namen als Enno Endt, die colleges gaf over de Tachtigers en daarbij de trui van Herman Gorter aantrok, en Willem Wilmink, die met zijn accordeon de geschiedenis van het Nederlandse lied uitlegde, mogen van mij in goud gegraveerd worden. Zij en ook Leo Ross brachten hun liefde voor de Nederlandse taal en literatuur over. Als uitgever heb ik veel baat gehad bij de litererair-historische colleges van Herman Pleij; van hem leerde je onder meer hoe oude manusscripten in gedrukte tekst om te zetten. Na het behalen van mijn lesbevoegdheid, zette ik mijn studie op een laag pitje. Ik ging halve dagen voor de klas staan. Mijn liefde voor literatuur en polemiek bracht me bij Propria Cures, het oudste studentenblad van Nederland. Dingen die nergens gezegd mochten worden, werden in dit blad geschreven. In 1984 kreeg ik een baan als redacteur bij uitgeverij Bert Bakker. Ik moest nieuw Nederlands schrijftalent aantrekken en begeleiden, onder wie Tom Lanoye, Herman Brusselmans én Willem Wilmink. In diezelfde periode pakte ik mijn studie Nederlands op en schreef een scriptie over Willerm Elsschot. Drie jaar later ben ik aangetrokken als hoofdredacteur van Nijgh & Van Ditmar. Ik kreeg als taak de oudste uitgeverij van Nederland van nieuw bloed te voorzien, zowel op het terrein van de literatuur als de non-fictie. Zo gaf ik boeken uit van Bart Vos, Johannes van Dam en Arnon Grunberg, onze grootste literaire ontdekking. Als uitgever zou ik heel graag nog alle Kronkels van Simon Carmiggelt uitgeven. Daarnaast hoop ik nog de biografie van Willem Elsschot af te ronden. Of dat een promotie moet opleveren? Ach, het gaat er mij vooral om een mooi boek te schrijven, maar ik verbaas me me er wel over dat je als Elsschotkenner niet door de UvA benaderd wordt voor een promotie-onderzoek. In de uitgeverswereld stelt men zich actiever op. Een vooruitstrevende universiteit moet talent aantrekken dat het in zich heeft om goede proefschriften te schrijven.'
Plien Van Albada, Balans:
'Beter van alles een beetje weten, dan van één ding veel'
'Ik had geen benul wat ik later wilde worden, maar een brede maatschappelijke belangstelling is de rode draad in mijn carrière. Als student was ik nogal zoekende: voortgedreven door de -in die tijd gangbare- opvatting dat slimme vrouwen voor een exacte opleiding kozen, belandde ik aan de Biologiefaculteit in Groningen. Maar ik was er niet op mijn plek: ik haakte af toen het tot me doordrong dat die jongens met lange baarden en sandalen later mijn collega's zouden worden. Ik ben overgestapt naar Geschiedenis en was een stuk beter in mijn element, maar niet voor lang. Na mijn Propedeuse had ik het wel gezien in Groningen. Het vooruitzicht om in Amsterdam te studeren aan de UvA, waar veel vrienden zaten trok me. Het bleek een stuk ongeregelder dan in Groningen. Er werd niet echt op je gelet, je had aan de UvA een grote mate van vrijheid en dat was ik niet gewend, maar ik greep mijn kans en ging veel bijvakken volgen. Ik vond het belangrijk om van veel dingen iets te weten, belangrijker dan van één ding veel. Het duurde nog even voordat ik een wat kritischer houding ontwikkelde. Eén van de belangrijkste lessen kreeg ik van hoogleraar Nieuwe geschiedenis Arthur Mitzman, die mij een aantal boeken had laten lezen en me vroeg naar mijn mening daarover. Daar had ik helemaal niet over nagedacht, ik kon alleen maar de inhoud reproduceren, maar vanaf dat moment kijk ik bewuster naar de wereld. Deze instelling komt me nog steeds goed van pas. Als uitgever beoordeel je voortdurend teksten. Ook aan docent Herman Beliën heb ik goede herinneringen. Hij gaf inspirerend en energiek les. Voor mijn scriptie heb ik een onderwerp bij de kop gepakt, dat op mijn pad kwam bij het RIAGG, waar ik tijdens mijn studie in deeltijd werkte. Een therapeut daar werkte met door heimwee gekwelde immigranten en bracht me op het idee heimwee in histroisch perspectief te plaatsen. Mijn scriptiebegeleidster Marijke Gijswijt-Hoftstra hielp me daarna nog met een promotievoorstel, er was alleen geen werk aan de UvA. Via een omscholingstraject voor afgestudeerde academici bij het Arbeidsbureau ben ik uiteindelijk beland bij uitgeverij Prometheus. waar ik begon als stagiair en achtereenvolgens redacteur, hoofdredacteur en directeur-uitgever werd. Ik was er op mijn plek en kon veel kwijt in mijn werk. Het contact met de auteurs vind ik het boeiendst: hoe haal je het beste uit een schrijver en overtuig je vervolgens de buitenwereld van het belang van zijn of haar werk? In 2003 ben ik overgestapt naar Uitgeverij Balans, waar jaarlijks een kleine vijftig literaire non-fictie titels verschijnen. Een deel betreft historische uitgaven waardoor ik het gevoel heb weer bij mijn oude studie terug te zijn. Ik ben er trots op dat Mijn Leven van Bill Clinton op onze naam staat en het was een belevenis een auteursbezoek als het zijne mee te maken. De autobiografie Zonder Moeder van Karina Schaapman, lid van de gemeenteraad van Amsterdam, mijn eerste uitgave bij Balans, deed behoorlijk wat stof opwaaien. Maar zoals elke uitgever heb ik ook wel eens iets gemist. Zo zag ik destijds niks in Anna, Hanna en Johanna van Marianne Frederikson, wat een grote bestseller werd. Ach, als je je het af en toe ook maar bij het rechte eind hebt."